Protocol brand

 BRANDPROTOCOL



Het doel van dit ontruimingsplan is de omvang en de gevol­gen van een calamiteit zo mogelijk te beperken. Het is dan ook van belang dat elk personeelslid (ook nieuw personeel) op de hoogte wordt gesteld van het plan en weet wat ervan hem of haar wordt verwacht tijdens een calamiteit.
In het ontruimingsplan zijn voor een aantal verschillende incidenten de te nemen maatregelen opgenomen. Hierdoor kan bij een eventueel optredende calamiteit doeltreffender worden gereageerd.


Het ontruimingsplan voorziet in te nemen maatregelen bij de volgende type calamiteiten:

-   brand;
-   gaswolk;
-   explosiegevaar;
-   bommelding;
-  medischecalamiteiten.

2.1       Algemeen

De gegevens hebben betrekking op:

- aanwezigheid brandmeldinstallatie
- brand- / rookwerende scheidingen

2.2       Alarmering

In het gebouw is een automatisch brand detectiesysteem aanwe­zig. Aan deze installatie is wel een automatische doormelding gekoppeld.

Het systeem bestaat uit handbrandmelders (rode kleur) en rookmelders. Tevens is het bouwwerk voorzien van een ontruimingsalarm installatie (blauwe melders)

Bij brand altijd de brandweer telefonisch informeren met de bijzonderheden over de brandsituatie.

a. Het juiste adres met de plaatsnaam
b. Wat er brand
c. Zijn er slachtoffers?

Tevens onderstaande instanties en personen informeren:
-        COORDINATRICE + B.H.V
-        Familie (zie voor de telefoonlijst …………..).
-        Inspectie (tel.nr )


2.3       Brandinstructies

Naast de zorg voor een snelle melding en de veiligheid van werk­nemers en bezoekers dient er bij een brand als volgt gehandeld te worden.

1.  Het hoofd BHV of diens plaatsvervanger(ster) stelt zich op de hoogte van de situatie en neemt de coördina­tie op zich.
- coördinatie vindt plaats vanuit de meldkamer / receptie.

2.  Waarschuw personen in de omgeving van de brand.
-persoonlijk, telefonisch, via alarmeringsinstallatie, via omroepinstallatie/ontruimingsalarm. 

3.  Breng personen die gevaar lopen, in veiligheid.
- achter brand- of rookwerende deuren
- bij grotere branden via de trappenhuizen of het dak naar lager gelegen verdiepingen
- eventueel algehele ontruiming van het gebouw
- maak geen gebruik van liften

4.  Schakel eventueel aanwezige gas- en/of elektrische apparatuur in de omgeving waar de brand ontdekt is uit of laat de gastoevoer en elektriciteit uitschakelen.

5.  Sluit deuren en ramen (deze niet op slot doen !). Dit om rookverspreiding en een snelle uitbreiding van de brand tegen te gaan

6.  Blus indien mogelijk met de aanwezige kleine blusmiddelen
- zorg voor de eigen veiligheid.

7.  Leiding zorgt voor opvang bevelvoerder brandweer.
Geef informatie over:
a. Wat brandt er?
b. Waar brandt het?
c. Is er ontruimd?
d. Zijn er vermisten?
e. Zijn er speciale gevaren, bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen?
f. Zijn er bouwkundige gegevens over het pand?


2.4       Ontruimen

Indien noodzakelijk voor de veiligheid van werknemers en bezoekers wordt het bedrijf geheel of gedeeltelijk ontruimd.
Opdracht hiertoe kan gegeven worden door het hoofd BHV.
Het signaal tot ontruiming wordt gegeven middels de alarmeringsin­stallatie.

Het hoofd BHV  heeft de leiding over de ontruiming en handelt volgens de ontruimingsinstructie (hoofdstuk9)



2.6       Opruiming verbrande resten

Verbrande resten van gebouwen, zand dat verontreinigd is met bluswater en andere verontreinigde resten moeten zo snel mogelijk na de brand door een gespecialiseerd bedrijf verwijderd of afgedekt worden om bodem- en waterverontreiniging te voorkomen.